default logo

Boekbespreking: Flesvoeding

Flesvoeding

Moedermelk of kunstmelk met behulp van een fles

Een objectieve kijk op flesvoeding

Wie als ouder op zoek is naar een boek over moedermelk en al haar alternatieven komt in het boek “Flesvoeding” allicht bedrogen uit. Daarmee hebben we meteen het meest negatieve punt van het hele boek al gehad. Maar is het ook negatief als het lijkt? De schrijvers van het boek hebben niet de intentie gehad een boek te maken over “flesvoeding voor ouders” eerder hadden ze een drieluik aan wetenschappelijke informatie op het oog voor zorgverleners.

Als ouder vind je elders al behoorlijk wat informatie over de verschillen tussen moedermelk en kunstmelk. Ook over vaste voeding en borstvoeding, de twee andere delen van deze drieluik, vind je als ouder legio mogelijkheden. Zie je door het bos de bomen niet meer, dan trek je naar je zorgverlener.

En daar wringt vaak het schoentje: Ben je als zorgverlener, of je nu arts, apotheker, vroedvrouw, diëtiste, … bent, echter op zoek naar informatie over flesvoeding omdat borstvoeding bij de mama, moedermelk uit een flesje en moedermelk van een andere moeder geen optie zijn, dan kom je al snel uit bij de fabrikanten zelf. We weten, gelukkig, allemaal dat neutrale informatie niet komt van een bron die er financieel bij gewonnen is je te overtuigen van zijn ‘nobel’ doel.

Eline Tommelein en Rolinde Demeyer slagen er dan ook met verve in de nodige basics rond kunstmatige zuigelingenvoeding op een heldere, neutrale en eerlijke manier op een rijtje te zetten.

In het boek wordt er gestart vanuit de idee dat een zuigeling borstvoeding krijgt. Moedermelk is immers de standaard waaraan andere melken zich proberen te meten. Kan of wil een ouder echter geen moedermelk aanbieden, dan zijn ze er mee gebaat neutrale informatie te krijgen met betrekking tot de melk die ze wel kunnen aanbieden. Aan die moedermelk wordt verder enkel aandacht besteed wanneer het gaat over de vergelijking met kunstmelk maar met een “borstvoeding” en “vaste voeding” onderweg moet dat misschien wel kunnen?

Donormelk, toch ook moedermelk, lijkt wel een klein beetje een onderbelicht onderdeel in het boek. Het is in zekere zin jammer dat een neutrale bron als deze niet uitgebreider kon vermelden dat de WHO onderscheid maakt tussen vier verschillende manieren om een kind te voeden (aan de borst, moedermelk uit een fles, moedermelk van een andere moeder uit een fles en als laatste kunstmelk) en hoe je met die donormelk dan best kan omgaan.

Desalniettemin slagen Tommelein en Demeyer er in om vanaf de eerste bladzijde aan te geven dat moedermelk de voorkeur wegdraagt zonder dat het verheven wordt naar het soort gouden standaard waar heel wat marge op zit. Verder hebben ze ook aandacht voor die andere gekende vuistregel van de WHO: exclusieve melkvoeding gedurende de eerste zes levensmaanden. Nergens in het boek betrap je de auteurs er op groenten of fruit voor “die zes maanden” te gaan aanprijzen. Een verademing.

Voor veel wetenschappers is het, door de aard van het beestje alleen al, noodzakelijk te weten WAAROM iets zo is. Simpelweg meegedeeld krijgen, al dan niet gestaafd door onderzoek, DAT iets zo is zal maar weinig wetenschappers van hun sokken blazen. Daarom is het fijn te lezen hoe die veelbesproken kunstmelk geproduceerd wordt. Weten hoe het tot stand komt en welke samenstellingen en ingrediënten (meteen hoofdstukken twee, drie en vier) er wettelijk verplicht en optioneel zijn geven je meteen een gefundeerde basis om de casestudies (hoofdstuk vijf) in het juiste licht te gaan bekijken.

Waar het vaak om draait: Welke melk geef je dan best. Een hoofdstuk over specifieke melken geeft een duidelijk beeld over de speciale situaties die je als zorgverlener kan tegenkomen: prematuurtjes, kindjes met fenylketonurie, … ook zij kregen een plek in het boek. Je zou kunnen opmerken dat een humane breastmilk fortifier een prominentere plek in het boek zou verdienen en dat de manier waarop een PKU-patient borstvoeding kan krijgen verder toegelicht zou kunnen worden.

Daarmee weet je al uitgebreid welke melken je kan aanbieden. Over de manier waarop je de melk gaat aanbieden zijn de auteurs ietwat aan de karige kant. Zo wordt er geen aandacht besteed aan de, volgens de WHO, meest veilige manier om een kind te gaan bijvoeden en verder wordt de informatie over de verschillende flessen en spenen maar erg summier opgesomd. Mooi is wel dat wat er staat net iets kindvriendelijker verwoord wordt dan de snelle en grote flessen die we uit ons straatbeeld vaak gewoon zijn.

Al bij al doet dit boek wat het beloofde: een neutraal en helder overzicht geven van de kunstmelk, samenstellen, wetgeving en bereiding. Het is een heldere en gestructureerde wetenschappelijke bron voor de zorgverlener die in contact komt net jonge kinderen die een antwoord biedt op vragen die anders al snel stiefmoederlijk behandelt worden.

Lien Verdickt