Ringsling = Borstvoedingshulpmiddel?
Gonneke Van Veldhuizen-Staas, IBCLC, definieert een borstvoedingshulpmiddel als volgt:
“Een borstvoedingshulpmiddel is een voorwerp of techniek die moeder en kind helpt borstvoeding geven wanneer dit op de natuurlijke manier niet of niet eenvoudig werkt. Een borstvoedingshulpmiddel kan tijdelijk of langdurig worden gebruikt.”
Een voorbeeld van een borstvoedingshulpmiddel is een kolf: wanneer het rechtstreeks voeden of kolven met de hand niet kan of de situatie moeilijker maakt kan een kolf het borstvoedingsproces vergemakkelijken. Bepaalde galactogenen kunnen ingeschakeld worden wanneer om bepaalde redenen die moeder niet voldoende melk produceert. In de praktijk wordt daarbij ook gebruik gemaakt van medicatie die oorspronkelijk niet die bedoeling maar wel dat neveneffect heeft (Domperidon).
Hieruit concludeer ik dat de draagdoek absoluut als een borstvoedingshulpmiddel beschouwd kan worden: in theorie kàn het zonder, maar een baby los in je armen voeden maakt het wel een heel stuk moeilijker of hoogdrempeliger, en eigenlijk vormt het feit dat het in de eerste plaats een draaghulpmiddel is geen bezwaar om het zo te noemen. Bovendien kan het zowel tijdelijk als langdurig worden gebruikt.
In principe heb je een drager nodig die aan de volgende eigenschappen voldoet: de drager moet vanaf de geboorte op de heup kunnen gebruikt worden op een ergonomische manier en moet uiterst vlot in hoogte en afstand aangepast kunnen worden. Van alle bestaande draagsystemen voldoet een ringsling het beste aan deze voorwaarden.
Om die reden denk ik dat we in onze hulpverlening naar borstvoedende moeders toe meer nadruk mogen leggen op de optie om een ringsling te gebruiken bij borstvoedingsproblemen zoals borstweigeren in al haar vormen, maar ook bij baby’s die het moeilijk hebben wanneer ze niet frequenter gevoed worden. Er zijn behoorlijk wat tutorials op het net te vinden over hoe je een ringsling op je heup kan gebruiken. Als de moeder wil kunnen voeden in deze draagdoek is het vooral een kwestie van de doek te lossen (onderste ring optillen terwijl de baby ondersteund wordt) en de baby lager en/of verder te brengen tot wanneer het comfortabel lukt om de baby aan te leggen of zichzelf aan te laten leggen. Meestal wordt er daarna nog even bijgespand voor optimale steun.
Daarbij zijn volgende aandachtspunten van belang:
1. Rechtop voeden vanaf de heup heeft de voorkeur, liggend voeden is niet aangewezen (omwille van een verminderde saturatie bij de baby in deze houding diep in een drager, ook wanneer de baby niet drinkt). Bij heel jonge baby’s kan de spierspanning geoptimaliseerd worden door hun handjes dichtbij het hoofdje te brengen. Op deze manier zitten ze steviger recht, ook vanaf de geboorte, en kan het rechtop gedragen worden, zuigen en slikken gecoördineerd verlopen.
2. Vergeet, zeker bij het losser maken, niet om de billen van je baby te ondersteunen.
3. De achterkant van het hoofdje moet vrij blijven opdat de baby het hoofdje achterover kan kantelen bij het aanhappen en slikken en de doek los genoeg opdat de baby zelf de borst zonder probleem kan loslaten: bij de meeste moeders zal het er op neer komen dat zij hun baby’s hoofdje toch nog met één hand of arm wat zullen ondersteunen daarbij. Helemaal ‘handsfree’ is voeden in de doek dus meestal niet.
4. Stof van de draagdoek mag de circulatie niet belemmeren: tenminste een deel van het gezichtje en het neusje moeten vrij blijven.
5. Voedhoogte is minder ergonomisch dan draaghoogte en het is aan te raden om na het voeden de baby weer dichter en hoger te dragen.